Het is iets voor zevenen in de ochtend en ik lig in bed. Ik hoor voetstappen op de trap. Ze naderen mijn slaapkamer. Daar is Noah, mijn zoon van 6 jaar. Hij zegt niets. Hij komt mijn bed in en nestelt zich naast mij onder de dekens. Daar ligt hij, ontspannen.
Ik ben geraakt door de vanzelfsprekendheid waarmee hij bij me is komen liggen. Er is geen enkele vraag of het wel gewenst is dat hij komt, of hij wel mag, of ik wel wil. Er is niets wat hij doet of zegt. Geen voorwaarden. Geen verhaal.
De andere kant van het verhaal kan zijn dat ik mijn grenzen niet aangeef, hem te makkelijk toelaat. Maar het is helemaal goed zo.
Ik ben geraakt door de vanzelfsprekendheid waarmee hij gewoon is. Ik ben geraakt door de vanzelfsprekendheid waarmee hij op deze plek is.
Wat treft me in deze vanzelfsprekendheid?
Ik herken bij mezelf dat ik vaak aftast of ik welkom ben. Deels is dat ook passend in sociaal contact. Je stampt niet zomaar overal binnen waar mensen mogelijk met iets anders bezig zijn, in gesprek zijn. Je checkt je timing, je houding, je rol. Vaak gaat dat als vanzelf.
Maar een onderliggende onzekerheid over ‘er wel mogen zijn’ remt af en is niet waar. Je kunt wel doen of je er niet bent of er ongemakkelijk over doen, maar dat verandert niets aan je aanwezigheid. We zijn op deze aarde, in dit verhaal geboren. Daarom is het je geboorterecht er te zijn. Hoe kan het anders? En eigenlijk hoef je niets anders dan dat.
Het universum is niet compleet zonder jou.
留言